Het Wevershof, een arbeidersbeluik in de Zonnekemeers.
Bouwgeschiedenis tot 1900
Een arbeidersbeluik werd ook een "Fortje" genoemd. In 1901 was het Wevershof een van de grootste fortjes van Brugge met 170 inwoners en 28 huisjes. Nu is het een Godshuis de stichting "Leon De Meulemeester" van 11 gerestaureerde woningen aangevuld met 3 huisjes langs de Zonnekemeers beheerd door het OCMW. (zie foto van rond 1900 hiernaast, genomen vanuit de oude ingang langs de Zonnekemeers) Samen met het fortje Deze websitepagina vertelt de geschiedenis van het Wevershof tot 1900 |
|
Op het plan van Marcus Gerards uit 1562 hierboven is de driehoekige vorm (De Driehoek) van het latere fortje al zichtbaar tussen de Zonnekemeers (vroeger de Nieuwe Meers genaamd), de Reie en het begin van de boog van de begijnhofgrachten van het Begijnhof (Marcus Gerards tekende de 2 begijnhofgrachten niet, bovendien zijn de afstanden en de invulling geen juiste weergave. Bij Marcus Gerards is het noorden links). Het kadasterplan uit 1811 van de omgeving van het Begijnhof met het noorden naar boven geeft een beter beeld van de bedoelde Driehoek. De Zonnekemeers ligt boven en de Reie bevindt zich rechts. Onderaan lopen de 2 grachten. We noemen in deze website de onderste gracht de Begijnhofgracht die noordelijk en westelijk rond het Begijnhof vloeit, de bovenste gracht noemen we de Begijnhofbuitengracht die verder naar het westen loopt om tenslotte om te buigen naar de Zonnekemeers en het domein van Sint-Jan. Bemerk wel dat de Begijnhofgracht rechts uitmondt in de buitengracht voor die in de Reie uitmondt. (Dat deel van de Reie wordt soms de Bakkersrei genoemd). |
Hieronder is een verder detail van de kadasterkaart uit 1811 weergegeven met kadaster- en huisnummers (zie hiena voor uitleg) . De open ruimte waarop later het Wevershof gebouwd wordt is de OLV/574 en kadasternr C-1033.
Periode 1 : 1580 tot 1900 1. De voorgeschiedenis tot het einde van de 18de eeuw De Driehoek tussen Begijnhof, Reie en Zonnekemeers bestond vóór 1580 uit verschillende delen en deeltjes. We kunnen de evolutie ervan vanaf 1580 volgen via het huizenonderzoek Brugge (KAARTHUISMAGIS). Om de evolutie te volgen van wat later het Wevershof zal worden is een korte uitleg nodig over de kadasternummers en huisnummers van die tijd. In 1580 waren, ter gelegenheid van de invoering van een volledig kadaster, alle toen bestaande percelen genummerd per zestendeel met een volgnummer (een zestendeel was een bepaalde sector van de Brugse binnenstad, in dit geval het OLV zestendeel). Onze Driehoek bevatte de percelen OLV-0571 tot en met OLV-0582. In 1835 werd een nieuwe kadasternummering ingevoerd (een letter voor het zestendeel , voor het OLV zestendeel was dat letter C, en een volgnummer) die blijkbaar terugwerkend in de kadasterkaart van 1811 werd ingebracht. Onze Driehoek bevatte dan van rechts naar links C-1033, C-1032, C-1031bis, C-1031 en C-1030 t.e.m. C-1026. De huisnrs. werden eveneens ingedeeld per zestendeel met dezelfde letter (bijv. C) en binnen het zestendeel ingedeeld in sectoren met een nr. (bijvoorbeeld voor onze Driehoek is dat nr. 8), binnen de sector werden de huizen gewoon achtereenvolgend genummerd ongeacht de straat. Onze Driehoek bevatte de huisnrs. C8/1 tot en met C8/10. In de tijd van de Franse bezetting werden de nummers nog wel eens aangepast. De kaart van Popp uit 1865 duidt naast de kadasternrs. ook de huisnrs. aan. Alleen panden aan de straat- kant kregen aanvankelijk een huisnummer. Gedurende de 17de en 18de eeuw wiizigden heel wat eigenaars en gebruikers van die percelen OLV-0571 t.e.m. OLV-0582. Het is niet de bedoeling om al die wijzigingen te analyseren. Om toch een idee te hebben van de evolutie die zal leiden naar de indeling van onze Driehoek in het begin van de 19de eeuw verdelen we die ruwweg in 3 delen (zie kadasterkaart hieronder uit 1831). Om aansluiting te maken tussen het archief "KaartenHuis" en de latere kadasterkaarten zijn we aangewezen om bij aanvang de OLV nrs te gebruiken. Op basis van het Huizenonderzoek Brugge kunnen we een korte beschrijving van de evolutie van de delen van onze Driehoek geven tot het einde van de 18de eeuw. deel 1: De stokerij: In 1769 werd "het huis, boei, groot erf en grote poort ernaast" verkocht aan Hubertus Meurisse (die ook eigenaar was van het huis aan de overkant (het latere koetshuis), De geschiedenis met het failissement van Hubertus Meurisse heeft ook een blijvende invloed gehad op de geschiedenis van het Wevershof en ligt indirect aan de oorsprong ervan. (zie ook in de menu "erfgoedpanden beschrijving 1, Oud Sint-Jan, het Koetshuis of klik hier om direct op de webpagina te komen). In 1777 werd Frans Sporckman (ook Sporkman genoemd) eigenaar van dit deel 1 met de brandewijnstokerij en rond 1780 kocht hij nog de 2 huisjes OLV-572 en OLV-573 ernaast. Dit deel bevat de oude percelen OLV- 0571, 0572 en 0573 met als respectievelijk huisnrs C8/1, C8/2 en C8/3, samen het latere kadasternr C-1032. deel 2: De huisjes langs de Zonnekemeers enerzijds en de heester met erf anderzijds: De huisjes langs de Zonnekemeers OLV-0576, OLV-0577en OLV-0575 kwamen in de loop van de 17de en de 18de eeuw in verschillende handen terecht. Tenslotte werd OLV-0575 gevoegd bij OLV 0574. OLV-0577 en OLV-0576 (de latere nrs c-1031 en C-1031bis) werden in 1784 verkocht aan Jan Baptiste Lightvoet . Deel 2 werd het kadasternr C-1033 toegewezen deel 3:. De turkooise lijn is de omtrek van het huidige gebouw van de Zonnekemeers met nummers 1-3-5 (Het appartementsgebouw op het terrein van de voormalige meubelfabriek van de gebroeders Claeys) weliswaar een klein beetje opgeschoven naar onder. In 1811 was er nog geen sprake van de gebroeders Claeys op deze site en ook niet van het Wevershof. deel 3 de 7 huisjes langs de Zonnekemeer.
Die huisjes werden ook de renthuisjes of "stenen cameren" genoemd. Oorspronkelijk behoorden sommige percelen ook tot deel 2 maar werden nadien nogal versnipperd over verschillende eigenaars. Rond werd Jan Valckenaere eigenaar van het totale deel 3. Er zijn geen aanwijzingen dat de 7 huisjes aan de Zonnekemeers arbeidershuisjes waren in verband met de stokerij. Onder de huurders waren volgens de bevolkingsregister van die tijd "werkmannen" maar ook wevers en kantwerksters. Gedurende de Franse bezetting vinden we weinig gegevens en moeten we ons behelpen met andere gegevensbronnen. We stellen vast dat Frans Sporkman en zijn schoonzoon Jan Van Strate op het einde van de 18de eeuw eigenaars zijn van de percelen van deel 1 en deel 2 (C8/1, 2 en 3) met kadasternrs. C-1032 en C-1033. Tegen 1835 wordt de familie Van Strate ook eigenaar van het ganse deel 3, die dezelfde percelenindeling behield maar nu met kadasternrs. C-1026 t.e.m. C-1030 en C-1031 en 1031bis. In de loop van de 19de eeuw breidde de familie Van Strate haar eigendommen voortdurend uit. De familie behoorde tot de begoede burgerij. Toch ging de familie en de stokerij in de loop van tweede helft van de 19de eeuw uiteindelijk compleet ten gronde. Wat is er gebeurd? Op de kaart hieronder zijn de plaatsen in de Brugse binnenstad aangeduid waar de familie Van Strate betrokken was. De familie komt voor in verscheidene webpagina's van deze website. 1. Stokerij, later Meubelfabriek Claeys, nu het appartementsgebouw Zonnekemeers 1-3-5 Het is dus zeker de moeite waard om met de familie Sporkman en Van Strate nader te kennis te maken. De familiegeschiedenis werd onderzocht en opgesteld door de heer Dirk Van Lierde uit Lede. In onze rubriek over het Wevershof hieronder verwerken we enkele bevindingen van de heer Van Lierde's opzoekingen. |
2. Frans Sporkman en Jan Van Strate: jeneverstokers 1777- 1799
Frans Sporkman is in Schiedam (Nederland), geboren vóór 1720 en was er jeneverstoker.
Na enkele jaren in London te hebben verbleven kwam hij met zijn familie naar Brugge.
Hij zag wellicht de kans schoon om in 1777 de stokerij en het huis C8/1 in de Zonnekemeers op te kopen. Volgens het bevolkingsregister uit 1798 woonden bij hem
in de "rue du soleil nr.7" (Franse nummering voor C8/1) ook "Sieur Verstraete et uxor" (d.w.z. heer Verstraete en zijn vrouw Marguerite Sporckman, de dochter van Frans). "Verstraete" is duidelijk een verschrijving voor "Van Strate", die in hetzelfde blad op een lijn verder inderdaad als Jan Van Strate (destillateur de genever) ingeschreven werd. Verder is op hetzelfde blad in 1805 zijn vrouw Marguerite Sporkman als 'veuve Jean van Straeten' (eigenlijk Jan Van Strate), destillateur de genever ingeschreven.
(de schrijfwijzen die we tegenkomen voor de familie Van Strate zijn Van Straete, Van Strate, Van Straeten, Van Straten en enkele keren Verstraete, vooral in de Franse tijd).
Frans Sporkman en zijn vrouw Jacqueline Vander Polder overleden beide in 1794, waarna Jan Van Strate de stokerij voortzet.
Jan Van Strate werd ook in Schiedam rond 1729 geboren, zijn beroep werd omschreven als "destillateur van genever". We mogen hem zeker niet verwarren met Jules Verstraete, die in 1860 een destilleerderij oprichtte aan de Komvest (die later de Gistfabriek werd). Tegen die tijd was de rol van de familie Van Strate als stokers al uitgespeeld.
Jan Van Strate overleed in 1799.
Marguerite Sporkman is de dochter van Frans en ook in Schiedam in 1743 geboren.
Volgens de legger van de grondbelasting 1799 was de weduwe van Jan Van Strate (dus Marguerite Sporkman) eigenares van de
huizen C8/1, C8/2 en C8/3.
Marguerite Sporkman is in 1808 gestorven.
3. Willem Van Strate , stoker, eigenaar en vrederechter (1799- 1832).
Willem Van Strate, de zoon van Jan Van Strate, volgde vermoedelijk in 1799 zijn vader op in de stokerij. Willem Van Strate is geboren in 1766, ook in Schiedam. In de bevolkingsregister van de stad in die tijd wordt zijn beroep ook omschreven als "stooker". Willem trouwde met Anna Bouvy (° Brugge 1777) in 1798 en zij woonden op nr C8/1 "zijnde de consigne van Sieur Verstraete(sic)" welke deel uitmaakte van de woonst van de "weduwe (Jan) Van Straete" ( dit is Marguerite Sporkman).
Anna Bouvy was de dochter van Guillaume Bouvy en Francine Van Huele die behoorden tot de welstellende burgerij van Brugge. De broer van Anna was Pieter Bouvy, de deken van de blauwververs.
Willem en Anna Bouvy zijn getrouwd met een huwelijkscontract waar ondermeer bedongen werd :
(5° Dat de langstlevende de faculteit (het recht)zal hebben om, ingevolge prijzie (= prezie= schatting, waardering cfr Idioticon De Bo), over te nemen alle de meubels en de koopmanswaren, benevens het huis en fabriek door de echtgenoten bewoond.)
In de belastingsregister op vensters en deuren van 1800 is Willem "Verstraete" (stoker van jenever) (verschrijving voor van Strate) ingeschreven als eigenaar van C8/1, 2 en 3, terwijl de buur Lightvoet ingeschreven is als rentenier en eigenaar van C8/4 tot en met C8/10 . Willem moet dan de C8/1,2 en 3 geërfd hebben van zijn vader Jan Van Strate (we vinden daarvan geen akte terug).
Op 30 maart 1799 werd Willem benoemd tot plaatsvervangend vrederechter te Brugge. Bij de geboortes van zijn kinderen geeft hij aan dat hij stoker is en in de Zonnekemeers C8-1 woont.
Op 18de Germinal van het jaar 10 (= maart 1802) werd aan "Sr. Van Straeten"(dit is Willem Van Strate) een vergunning verleend voor het verbouwen van het huis in de Zonnekemeers C8/1- (in de Franse tijd liep de Zonnekemeers tot aan de Walplaats, zodat als huisnr toen nr 7 werd gebruikt). C8/1 was in die tijd inderdaad het zevende huis gerekend vanaf de Walplaats. (zie kadasterkaart 1811) (merk op dat er in de nieuwe straatgevel geen deur steekt)
|
|
Dit is het plan van de oude toestand vóór 1802 (het gelijkvloers werd niet weergegeven) |
|
detail van de linker bovenhoek van de vergunning. (competerende= toebehorende ) Germinal (kiemmaand) van de revolutionaire kalender komt (ongeveer) overeen met de maand maart en het jaar 10 (sinds 1792) met 1802.
|
We stellen vast dat op de kadasterkaart van 1811 op het terrein van de stokerij achteraan een L-vormige atelier of magazijn aangeduid wordt, waarvan het ene been langs de buitenbegijnhofgracht ligt en het andere in het verlengde van de westgrens van het huis C8/3. We vinden daarvan geen bouwvergunning of enige andere vermelding. Vermoedelijk is de stokerij ook uitgebreid naar verdeling van dranken, waarvoor een atelier en magazijnen nodig waren. Die magazijnen bepaalden mede het latere Wevershof.
Het patentregister van 1819 vermeldt "Guillaume Vansteraete" (sic) (=Willem Van Strate) als stoker en verdeler van drank. Het patentregister van 1827 vermeldt nog "Willem Van Straeten" als stoker in het huis C8/1. (Een patentregister werd op het einde van de 18de eeuw ingevoerd voor zelfstandigen).
Zicht op de stokerij langs de Reie (rechts van de ingang van het Begijnhof) gezien vanuit de Wijngaardplaats naar een anoniem schilderij van rond 1820.
|
Willem werd in 1828 benoemd tot vrederechter in Gistel. Hij ging er ook wonen in de Hoogstraat met zijn vrouw en dochter Anne. Anne Van Strate trouwde in 1832 met de gemeentesecretaris van Gistel Joannes Baptista Bulcke.
De oude kadasterkaarten uit 1831 en 1835 (zie hieronder) tonen geen wijzigingen in de situatie van het totale domein van onze driehoek ten opzichte van 1811.
In het deel 1 blijft het hoekhuis kant Zonnekemeers/Reie het kadasternr. C-1032 behouden.
Deel 2 bevat het tweede pand langs de Zonnekemeers gezien vanaf de Reie, het pand aan de Reie achter het hoekhuis, het atelier achteraan (langs de buitengracht van het Begijnhof), het magazijn (aan de westgrens) en het erf. Ze vallen allen onder het kadaster nr. C-1033. Zowel in de kadasterkaart van 1831 als die van 1835 komt het Wevershof nog niet voor.
In deel 3 behouden alle 7 werkmanshuisjes aan de Zonnekemeers hun indeling en hun kadasternummer.
Willem overleed in 1832 in Gistel. (zie doodsprentje hieronder uit het archief van de heemkundige kring Ghestella). Zijn vrouw Anne Bouvy keerde toen terug van Gistel naar de Zonnekemeers C8-1. Haar dochter Anne (ook Annette genoemd) bleef in Gistel wonen.
4. Louis Van Strate, stoker, brouwer, eigenaar, beenhouwer, emigrant (1829-1859)
Willems zoon Louis Van Strate, geboren in 1805 in Brugge, zette in 1829 de stokerij voort. Met Louis aan het roer begon de moeilijk te volgen beginepisode van het Wevershof. Louis was blijkbaar ondernemend maar ontbrak inzicht in de financiële kant van zijn ondernemen. Zijn ondernemerschap volgde dan ook een zeer grillig parcours.
In de Almanachen van de stad Brugge werd de stokerij Van Strate vermeld vanaf 1829 tot 1840 (in de jaren voor 1829 werden de beroepen in Brugge niet vermeld), maar in 1837 werd hij ook vermeld als brouwer, in 1838 enkel als brouwer en in 1839 en 1840 weer enkel als stoker.
In 1834 trouwde hij met Marie Goethals (° Klemskerke 1811). Jacobus Goethals, de vader van Marie, was landbouwer en was een aantal jaren burgemeester geweest van Klemskerke.
Volgens de kadastrale leggers van 1835 bezat Louis C-1032 en C-1033 en Anne Bouvy de rest van de eigendommen.
(1835 is het jaar waarin men begon met de registratie van de kadasters. Dit betekent dat alleen de toestand van de eigendommen per 1835 zijn weergegeven, de wijzigingen voordien zijn niet geregistreerd in de kadastrale leggers).
Volgens de in punt 3 aangehaalde clausule in het huwelijkscontract had Anne Bouvy, de vrouw van Willem, het recht om de brouwerij, het huis en toebehoorten over te nemen "in gevolge prezie". Na de dood van haar echtgenoot in 1832 was dit dus allemaal haar eigendom. Blijkbaar heeft Anne Bouvy een akkoord gemaakt met haar zoon Louis dat hij het huis, de stokerij en toebehoorten zou overnemen. Over dat akkoord hebben we geen document, er is ook nergens een indicatie dat Louis voor die overname een compensatie heeft verschaft: noch in de schuldakte van 1848 van Louis aan zijn moeder noch in de verdelingsakte van 1852 die de erfenissen van Willem van Strate en Anne Bouwy regelde.
Er zijn wel enkele eigenaardigheden op te merken in de schuldakte "Louis aan zijn moeder" die pas in 1848 werd opgesteld: Louis was de enige aanwezige van de familie, terwijl Anna Bouvy vertegenwoordigd was door Jan Bulcke de stadssecretaris van Gistel. Louis zou dan volgens de akte wonen in Oostkamp, terwijl hij volgens de bevolkingsregister van Brugge dan in de Zonnekemeers C9/36 woonde en terwijl Anna Bouvy dan in Staden woonde bij haar zoon Edmond die er onderpastoor was.
In de schuldakte verklaarde Louis dat hij "in verscheidene standen (dwz in verschillende stappen) goede en gangbare geldspeciën" ontvangen had en daarvoor een schuld erkende aan Anna Bouvy van 18.000 Francs. Die schuld werd aangevuld met 1.525 Francs in een bijkomende akte eveneens in 1848. De schuldakte vermeldde alleen "in verschillende standen" maar vermeldde geen datum noch reden van de leningen. De schuld van 18.000 Francs is dus een resultante van voorafgaande betalingen aan Louis die pas in 1848 in een akte werden vastgelegd , wellicht met het oog op de latere verdelingsakte in 1852 met de verdeling onder al de kinderen. We komen daar later nog op terug.
De kinderen van Willem en Anne waren ook overeengekomen dat alle eigendommen van Willem en van de gemeenschap na zijn dood in 1832 overgingen naar Anne Bouvy, zoals blijkt uit de verdelingsakte van 1852.
In de eigendommen van Anne Bouvy vermelden we o.a. de site van het werkmansfort "Verstraete" in de Oostmeers, het pand C9-36 aan de overkant van de Zonnekemeers (het huidige Koetshuis) en de 7 huisjes aan de Zonnekemeers ( C-1031bis, C-1031 tot en met C-1026). Blijkbaar was ook afgesproken dat die 7 huisjes na de dood van Willem verkocht zouden worden en dat Louis de verkoopsom zou verkrijgen. In de verdelingsakte van 1852 blijkt dat de verkoopsom van de 7 huisjes: 7930F in de schuld van Louis aan de gemeenschap vervat zit in de 18000 F.
In de eigendommen was ook een grote "vette weide" vermeld in Klemskerke nabij de hoeve van de familie Goethals. Een stokerij had behoefte aan weidegronden voor het verwerken van het vruchtbare afval. Is het mogelijk dat bij het gebruiken van die weide Louis zijn toekomstige bruid Marie Goethals uit Klemskerke heeft leren kennen?
Anne Bouvy verhuisde naar Roesbrugge in 1834 samen met haar zoon Edmondus. Beiden speelden ook een rol in het werkmansbeluik "Verstraete" in de Oostmeers (dit beluik "Verstraete" is echter genoemd naar de famile Verstraete die ernaast een kaarsenfabriek bezat).
Om meer te weten over het beluik "Verstaete zie in de menu van de webpagina de rubriek "Oostmeers, het werkmansfort Verstraete tot 1886" of klik hier om onmiddellijk op die webpagina te komen.
Edmondus werd in 1835 onderpastoor in Roesbrugge. Anne Bouvy stierf in 1852 in het klooster der Benedictinessen in Menen die er een psychiatrisch centrum hadden. Wellicht leed Anne Bouvy aan dementie en werd ze verzorgd in Menen.
Louis Van Strate liet het Wevershof bouwen rond 1833-1834
Er is geen bouwvergunning voor dit fort te vinden. Het is waarschijnlijk zo dat in die tijd voor constructies, die niet palen aan de straat, er geen vergunning moest aangevraagd worden. Daarmee moeten we ons behelpen met indirecte gegevens.
Willem Van Strate kon het Wevershof niet gebouwd hebben want het Wevershof is nog niet getekend op de kadasterkaarten van 1811,1831 en 1835 en Willem stierf in 1832. Het Wevershof werd ook nergens vermeld in de bovenvermelde verdelingsakte van de eigendommen van Willem en Anne onder de vier kinderen in 1852 (akte notaris Heyvaert Gistel in 1852). Het werkmansfort "Verstraete" in de Oostmeers gebouwd tussen 1820 en 1825 werd bijvoorbeeld wel vermeld.
Ook Anna Bouvy kon het Wevershof niet gebouwd hebben .
Anne Bouvy werd in 1835, bij de aanleg van de kadastrale leggers, en later nooit vermeld als eigenares van C-1032 (C8/1) en C-1033(C8/2 en 3), maar wel van het werkmansfort "Verstraete" in de Oostmeers.
Uit dezelfde Kadastrale legger van 1835 bleek Anne Bouvy wel eigenares te zijn van de werkmanshuisjes langs de Zonnekemeers C-1026 t.e.m. C-1030, C-1031 en C-1031bis, waarschijnlijk door aankoop aan Jan Baptiste Lightvoet. Die 7 huisjes behoren niet tot het het latere beluik.
In 1835 bij de aanleg van de kadastrale legger van Louis Van Strate werd hij wel vermeld als eigenaar van C-1032 (het huis)en C-1033 (branderij, plaats en hof). Dit betekent dat hij al vóór 1835 eigenaar geworden was en dat toen de huisjes van het Wevershof nog niet geregistreerd waren. Hierboven is al vermeld dat Anna Bouvy afgezien heeft van haar recht om huis en stokerij over te nemen en is het eigendom in onderlinge afspraak overgegaan naar Louis. Dat was ook logisch want hij was de enige jeneverstoker van de familie. Die eigendomsoverdracht moet ergens rond 1833 hebben plaatsgevonden, want in 1834 is Anna Bouvy uitgeschreven als bewoonster in de Zonnekemeers. Zij gaat dan inwonen bij haar zoon Edmond Van Strate in Roesbrugge. Louis Van Strate huwt in 1834 met Marie Goethals (en Anna Bouvy moest plaats ruimen?)
De reden waarom Louis overging tot de bouw van de werkmanshuisjes is mogelijk het zoeken naar een bijkomende bron van inkomsten omdat de accijnsen op jenever enorm stegen in die periode. Vele kleinere stokerijen zagen het niet meer zitten en stopten hun productie. Voor de extra inkomsten volgde Louis wellicht het voorbeeld van andere grondeigenaars in Brugge, die wegens de toenmalige hoge nood aan goedkope woningen op hun grond werkmanshuisjes bouwden voor verhuring. Hij had het voorbeeld van zijn vader gezien die ook al werkmanshuisjes had opgekocht en huisjes had gebouwd op zijn eigendom in de Oostmeers (het fort "Verstraete").
De bouw van het Wevershof is zeker al in 1833-1834 begonnen, want de bevolkingsregisters van de stad Brugge registreerden al de eerste bewoning in het werkmansfort in 1835, de verdere eerste bewoningen hadden plaats tussen 1835 en 1837 in al de huisjes C8/3°2 totC8/3°34. Ook bij de geboorteaangiftes werden al data vermeld vanaf 1836 maar daar zijn de huisnrs. niet altijd in detail vermeld en vergenoegde men zich met de vermelding C8-3. Het valt ook op dat nogal wat geboorte-aangiftes met verwijzing naar het beluik gebeurden door vroedvrouwen voor ongehuwde moeders.
Het begin van de bouw van het Wevershof komt overeen met de vermoedelijke eigendomsoverdracht van Anne Bouvy naar Louis. De bouw kan in verschillende fases gebeurd zijn tussen 1833-1836.
In het bevolkingsregister werd Louis vermeld als brander (= brandewijnstoker). In het patentregister van 1835 werd Louis vermeld als stoker en verdeler van drank en zelfs als bierbrouwer. In 1835 kregen Louis en zijn vrouw Marie een zoon Medardus en in 1837 een dochter Nathalie. In 1837 woonden zij volgens de geboorteaangifte nog in het huis C8-1.
Louis Van Strate verlaat de Zonnekemeers in 1837
Louis en zijn vrouw verhuizen, volgens het bevolkingsregister, op 6 oktober 1837 naar Gent, hij blijft echter wel eigenaar van het huis en fabriek in de Zonnekemeers.
Enkele dagen later op 14 oktober 1837 kwam Joseph Goethals, broer van Maria Goethals, in het huis C8/1 wonen. Hij was ook brouwer. Anderhalve maand later, op 27 november 1837, kwamen ook François Dordu en zijn vrouw Marguerite Van Straeten (= Van Strate). Marguerite is de zus van Willem en dus de tante van Louis Van Strate. Op 27 januari 1838 overleed Joseph Goethals in het huis Zonnekemeers C8/1, hij werd amper 25 jaar. Marguerite Van Srate en François Dordu verlieten het huis op 23 mei 1838. Op 27 juli 1838 geeft Louis de geboorte aan van zijn zoontje Louis dat geboren werd in het huis in de Zonnekemeers C8/1, waar het op 11 november van datzelfde jaar overleed. Geen van hen kan dus degene zijn die de stokerij voortzette na de verhuis van Louis in 1837: wie dan wel??
Wat zette Louis er toe aan om Brugge te verlaten?
De vraag kan gesteld worden waarom Louis voor die korte periode naar Gent trok en tijdens zijn afwezigheid zijn domein liet bewonen door zijn schoonbroer en zijn oom en tante. Echte informatie is daarover niet beschikbaar, maar er kunnen wel een aantal hypotheses worden vooropgesteld.
Een mogelijke reden is de cholera epidemie die in Brugge heerste: meerdere families verlieten Brugge in die tijd.
Een andere reden kon de verdere verhoging zijn der accijnsen van 20 naar 40 centiemen per hl kuipinhoud in 1837, die meerdere stokerijen trof. De landbouwbedrijven met een (kleine) stokerij protesteerden heftig en in 1842 kregen die een reductie van 15%.
Maar de meest plausibele reden kan echter gevonden worden in de volgende annonce die verscheen in de krant de Gazette van Brugge van 3 februari 1838 in verband met de in beslagname van de stokerij en het beluik (zie hieronder). Die annonce leert ons een aantal dingen:
1. Louis Van Strate zat in 1837 in financiele problemen en kon zijn schulden niet betalen.
2. De krant had het over een huis met een stokerij en brouwerij op nr. C8/1
3. Louis woonde op dat moment in Gent en werd een ex-destillateur en brouwer genoemd. Is de stokerij omgezet naar een brouwerij?. In de almanach van de stad Brugge van 1837 werd hij ook als brouwer vermeld (zie hoger).
4. Het huis naast de stokerij (C8/2) was verhuurd aan een cabaret "Quatre As"
5. De krant had het dan over 45 huisjes ( terwijl het beluik maar 34 huisjes telde, blijkbaar tellen ze er de huisjes langs de Zonnekemeers bij, die echter niet het eigendom waren van Louis Van Strate.
Opmerkelijk is dat in diezelfde periode ook beslag werd gelegd op alle eigendommen van Pierre Bulcke uit Gistel. Pierre is de schoonbroer van Anne Van Strate, de zus van Louis. De schuldeiser was in beide gevallen Charles Van Wymelbeke-Vecauteren, een rijke makelaar en wisselagent te Brugge. Is er een verband tussen beide zaken en hebben Louis en Pierre zich gewaagd aan een risicovolle onderneming die faliekant afliep? In die tijd werden soms grote kapitalen verloren aan gewaagde ondernemingen. Enkele jaren later, in 1839, kwam ook de schatrijke Charles Van Wymelbeke in zware financiële problemen.
Wat de echte oorzaak was van Louis zijn problemen blijft echter onbekend. Louis wilde wellicht zich de schande besparen om in zijn omgeving als wanbetaler getiteld te worden en week voor een tijdje naar Gent..
Hoe kwam Louis van Strate in een situatie van wanbetaling?
Er kan verondersteld worden dat de inkomsten uit de stokerij opdroogden en dat langs de andere kant de bouw van 34 werkmanshuisjes zijn financiëel vermogen te boven is gegaan. We schatten de kosten ruwweg op minstens 20.000 Francs (of in huidige waarde een 800.000€) (zie schatting en benaderde berekening hieronder).
Om een zeer benaderend idee te hebben van de grootteorde van de investering in de huidige munt kunnen we een zeer ruwe schatting maken. Uit de verdeling van de nalatenschap van Anne Bouvy weten we dat de 7 huisjes langs de Zonnekemeers 7930 F hebben opgebracht of ongeveer 1133 F per huisje. Om dit om te rekenen naar de huidige munt kan gebruik gemaakt worden van de methode van P.Scholliers van de VUB die de evolutie van de koopkracht afmat aan de hand van de evolutie van het netto uurloon van een metser. In 1855 bedroeg dit uurloon 17 centiemen, in 2008 was dit 270 F, dit geeft een factor van ongeveer 1600 tussen die tijd en onze tijd. Een huisje aan de Zonnekemeers zou dan 1.8 miljoen F kosten of
45.000 € aan het huidige prijsniveau. Natuurlijk hadden die huisjes niet het zelfde comfort en afwerking als de huidige sociale woningen, maar we mogen niet vergeten dat de werkmanshuisjes van het Wevershof een verdieping en zolder hadden wat vele andere huisjes van andere forten in die tijd niet hadden. (zie als vergelijking foto's hieronder uit het begin van de 20ste eeuw)
Wevershof in 1907 |
Fort gerbo in de Brandstraat |
Enerzijds zat in de prijs van 1133 F voor een van de huisjes langs de Zonnekemeers (nu 45000 €) ook de prijs van de grond , anderzijds waren het huisjes van een zekere leeftijd. Laten we aannemen dat Louis de huisjes kon laten bouwen op zijn grond voor 600F per huisje (nu ongeveer 24.000€) dan nog had Louis destijds een kapitaal nodig van 600 * 34= 20.400F (huidige waarde ongeveer 800.000€)
Louis Van Strate in Gent (1837- rond 1838) en in Oostkamp ( rond 1838 - 1846)
We hebben over die periode zeer weinig informatie, wat hij in Gent gedaan heeft is niet bekend maar blijkbaar was hij wel geslaagd om de verkoop van zijn stokerij tegen te houden (met de financiële steun van zijn moeder, vandaar de schuld van 18.000 Francs??).
Tijdens zijn afwezigheid werd het domein in de Zonnekemeers toevertrouwd aan zijn schoonbroer en tante. Na hun vertrek kan weinig informatie gehaald worden uit de bevolkingsregisters want volgens deze registers woonde er na 1838 niemand meer in C8/1 of ontbreken de gegevens. Op basis van andere informatie kan echter wel worden vastgesteld dat Louis toch terug in de Zonnekemeers C8/1 woonde en er zijn activiteiten verder zette. Er zijn de geboorteaktes van zijn kinderen Louis in 1838 en Charles in 1839 en de overlijdensaktes van zijn zoon Louis en zijn schoonbroer Joseph waarin hij verklaarde te wonen in Zonnekemeers C8/1 en nog steeds brouwer en stoker te zijn. Tenslotte is er nog een advertentie in de krant van 27 maart 1840 voor de verkoop van jenever bij de stoker L. Van Strate aan de "Waelbrugge". Vanaf dan verdwijnt Louis tijdelijk uit de Zonnekemeers C8/1. In de Almanach der stad Brugge wordt hij niet meer opgenomen.
Louis dook weer op in Oostkamp bij de geboorte van zijn dochter Elisa in februari 1842. Hij verklaarde stoker te zijn.
Na een proces in 1846 in verband met octrooien werd een verzoek van Louis voor vrijstelling van boete in de gemeenteraad van Brugge verworpen . Daarin werd Louis een ex-destillateur genoemd.
We weten niet wanneer de stokerij in de Zonnekemeers stopte. Stelde Louis een meesterknecht aan voor de stokerij na 1840? Werd de bedrijvigheid in de C8/1 herleid tot alleen de verdeling van dranken?
Het is aannemelijk om te stellen dat de stokerij in de Zonnekemeers rond 1840 stopte.
Het is onbekend waar Louis in Oostkamp ging wonen en waar hij eventueel nog jenever zou kunnen stoken. Meer informatie hierover werd gevonden in de verdelingsakte uit 1861 van het nalatenschap van zijn broer Willem Van Strate junior (zie uittreksel hieronder).
Daarin staat dat zijn broer Willem voor de helft eigenaar was van een partij "huizingen", eertijds een brouwerij en stokerij, thans uitmakende 26 huisjes te Oostkamp, wijk Leegendale, kadasterplan F nr13,14,1516,17 en 18. (zie voor de ligging het blauw gekleurde deel op en modern kadasterplan hieronder)
Die partij werd in die verdelingsakte toegewezen aan Edmond van Strate, zijn broer, die al de helft van die partij bezat. Zij kochten in 1846 elk voor de helft dit domein toen omschreven als "bier-brouwerie en genieverstookerie". Zij kochten dit van Jacobus Goethals-Lems. Dit waren de ouders van Maria Goethals, de vrouw van Louis Van Strate. Jacobus Goethals mocht dit domein, toen nog brouwerij en stokerij gebruiken tot 1 mei 1846. Jacobus was boer in Klemskerke en daar lag ook een terrein dat toebehoorde aan de familie Van Strate. Jacobus was tot 1830 burgemeester van Klemskerke, maar viel in ongenade na het einde van de Hollandse periode. In april 1836 had Jacobus zijn hoevemateriaal en vee verkocht. Het is aannemelijk dat hij dan het domein in Oostkamp kocht, een hoeve met bierbrouwerij en jeneverstokerij, ooit gebruikt door jonkheer Willem Vanden Boogaerde-de-Merlebeke, die in 1839 stierf.
Vader Jacobus Goethals was boer en had geen ervaring als brouwer of stoker, hij was dan al 60 jaar oud. Mogelijk zag hij dit als een goede toekomst voor zijn twee zonen. Het valt echter aan te nemen dat Louis de drijvende kracht achter de aankoop was, die ervaring had in het vak. Na het overlijden van Jacobus zijn zoon Joseph in 1838 bleef enkel nog zijn zoon Henri over. Het is waarschijnlijk dat Louis na de slechte resultaten van zijn stokerij in de Zonnekemeers C8/1 Brugge verliet en naar Oostkamp verhuisde waar hij de brouwerij en stokerij van zijn schoonvader in handen nam.
Waarom werd dan de stokerij in Oostkamp in 1846 verkocht aan Edmond en Willem van Strate, de broers van Louis? We kunnen alleen maar gissen, maar de mogelijkheid bestaat dat de opbrengsten van de stokerij en brouwerij ook in Oostkamp tegenvielen. Alhoewel de landbouwstokerijen sedert de wet van 1842 een reductie op de accijnsen kregen was dit wellicht niet voldoende om de kleinere stokerijen rendabel te houden. De algemene tendens was om over te gaan naar grotere industriële stokerijen.
Vader en moeder Goethals, en waarschijnlijk ook zoon Hendrik, verhuisden terug naar Klemskerke waar de moeder van Marie Goethals overleed in 1853. Op 1 mei 1854 overleed Jacobus Goethals in Zevekote bij moeder Justine Maes. Justine Maes was een kloosterzuster die in 1826 vanuit het klooster van Terbunderen naar Zevekote werd gestuurd om er een gasthuis op te richten, daar kwam ook een armenschool en bejaardentehuis bij. (zie inventaris onroerend erfgoed: Zevekote, het huis Guysenhuis , nu verzorgings- en rusthuis , de naam komt van de voormalige heerlijkheid van Guysen.)
Waarschijnlijk op aanraden van Louis werd dan maar besloten de stokerij activiteiten te stoppen en in de plaats over te gaan tot rentenieren met de rente op werkmanshuisjes. Door de slechte oogsten rond de jaren 1845 was er een toeloop uit het platte land naar de stad en ook naar de dorpskernen en dus was er nood aan betaalbare huisjes.
Een mogelijk scenario :
De familie Van Strate had al ervaring met werkmansbeluiken. Louis kon het zich niet permitteren financieel tussen te komen, dus deden de boers Edmond en Willem dat. Zij kochten de stokerij op, sloopten de gebouwen en bouwden dan het beluik met de 26 huisjes. Voor Louis was er dan geen plaats meer en hij verhuisde in 1846 met zijn familie terug naar Brugge in de Zonnekemeers naar het huis C9/36 (het latere koetshuis) dat toen eigendom was van zijn moeder Anna Bouvy.
Wat gebeurde er ondertussen in de Zonnekemeers na 1840?
Blijkbaar heeft Louis in 1838 zijn schulden kunnen betalen en aldus een gedwongen verkoop van de stokerij en het Wevershof (C8/1,2 en 3) kunnen vermijden, want hij wordt nog altijd als eigenaar geregistreerd.
Louis haalde wel opbrengsten uit de verhuur van zijn huizen. Hoogstwaarschijnlijk was C8/1 voornamelijk een verdelingsbedrijf van dranken geworden met vooraan aan de Zonnekemeers een winkel.
Zoals hierboven vermeld ontbreken echter in de bevolkingsregisters de registratie van de bewoners op C8/1 na 1838. Dus zijn we aangewezen op indirecte bronnen.
Uit het patentregister weten we dat ene Simon Charles een winkel uitbaatte in 1842 in het hoekhuis C8/1 aan de reie (als pachter?). Hij kwam begin 1841 van het Walplein naar de Zonnekemeers wonen en bleef er tot maart 1843. Op 23 mei 1843 nam Carolus Mortier, schoenmaker, zijn intrek in het huis C8/1. Op 9 juni 1845 verhuist hij naar C8/2.
Het gezin Van de Putte komt vermoedelijk rond 1845 wonen in C8/1, waar Sophie Van de Putte een winkel uitbaatte. Dit gezin zal een grote invloed hebben op het verder verloop van de geschiedenis van het Wevershof.
Het huis C8/2 werd verhuurd aan een herbergier De Boodt tot 1836 en daarna aan de herbergier Antoine Sarron, die er een cabaret inrichtte genaamd "Quatre As".
In 1842 woonde in het huis C8/2 Syx Pierre, kramer en hersteller van uurwerken,
In 1845 kwam in C8/2, zoals hierboven vermeld, de schoenmaker Carolus Mortier wonen.
In 1850 was Boutens Livinus er winkelier en broodverkoper.
Later wordt C8/2 verhuurd aan een grote verscheidenheid van mensen, voornamelijk werkmensen.
We konden ook vaststellen dat Louis Van Strate nog in 1843 een vergunning voor een verbouwing krijgt voor het pand C8-3. Hierdoor werd het huis C8-3 in drie huisjes gesplitst. Merk op dat de stijl van de huisjes dezelfde is als van het Wevershof. (zie plan hiernaast)
|
|
Detail van het voorgaand plan rechts boven: proprietaris: L. Vanstrate. |
Louis Van Strate komt terug in Brugge wonen in 1846 in het huis C9/36 en neemt voorbereidingen voor een andere bestemming op het domein C8/1
Volgens de bevolkingsregisters van de stad Brugge woonde Louis in 1846 weer in de Zonnekemeers maar in het nr. C9/36, wat nu het Koetshuis is . Toen was het huis C9/36 eigendom van Anne Bouvy, zijn moeder. Zijn zonen Louis Jean (°1846) en Alphonse(°1848) werden geboren in Brugge in de C9/36. In 1851 was er in dat huis nog een kind van Louis en Marie Christine Goethals doodgeboren.
Wanneer Louis terug naar Brugge kwam werd hij in het bevolkingsregister ingeschreven als bijzondere ( dwz zonder beroep, afgeleid van het frans "particulier") Bij zijn verhuis in 1851 staat dat hij particulier is. Bij de geboorte van zijn zoon Alphonse in 1848 verklaart hij brouwer en stoker te zijn. Waar hij deze beroepen zou uitgeoefend hebben is niet bekend, maar meer dan waarschijnlijk niet in Zonnekemeers C8/1 waar dan al andere activiteiten worden uitgeoefend.
Volgens de verdelingsakte van het nalatenschap van Willem Van Strate en Anna Bouvy in 1852 was er in nr C9/36 een bakkerij gevestigd. In de 17de eeuw was er een blauwververij gevestigd. Toen Willem Van Strate het domein kocht in 1812 was er in de verkoopakte sprake vabn een huidevetterij. . Mogelijks was de bakkerij in de loop van het verblijf van Louis in C9/36 daar gekomen. Van 1849 tot 1862 woonde er in de C9/36 ook een bakkersknecht.
De nieuwe bestemming voor de teloorgegane stokerij is een aardappelmeelfabriek.
Er volgt een zeer verwarde periode van rond 1845 tot rond 1855, waarbij verschillende families betrokken zijn bij de aardappelzetmeelfabriek: Louis Van Strate als eigenaar, de familie Vandeputte als oprichtster, de familie Van Bunnen als uitbaatster.
Hoe de financiering van de fabriek gebeurde is niet duidelijk, wat we wel weten is dat Louis eens te meer infinanciële problemen geraakte.
Sophie Vandeputte, geboren in Maldegem in 1826, was komen inwonen in de C9/36, zij was winkelierster en kwam van de C8/1. Haar vader Joannes vandeputte, die al in 1834 overleed was brouwer en koopman in Maldegem en zijn vrouw was Marie Perneel. Zij was de zus van Joannes(Jan)Perneel. Jan Perneel kwam vermoedelijk in 1845 in de Zonnekemeers C8/1 wonen samen met zijn nichtjes Amélie en Sophie en hun broer Jan die landschapsschilder was. Het was een begoede familie die de benodigde kapitaal voor een aardappelmeelfabriek kon leveren. In het bevolkingsregister staat vermeld dat zij op 2I september 1848 verhuisden naar de Suveestraat en voordien woonden in de C8/1. Ook Sophie verhuisde op diezelfde dag van de C9/36 naar de Suveestraat .
Jan Perneel was een veelzijdig man. Hij was advocaat, beambte bij het provinciaal departement landbouw, secretaris van de landbouwcommissie, historicus, politiek journalist en ultra liberaal. Maar hij is vooral bekend omdat hij samen met 7 vooraanstaande Bruggelingen in 1836 de Brugse maatschappij voor suikerbieten oprichtte. Hij bracht in totaal 290 hectare grond in, samen met een aantal landbouwbedrijven, en werd zo hoofdaandeelhouder voor een inbreng ter waarde van 449.000 Francs. De anderen brachten elk 85.000 Francs in. Vanaf 1837 werd in Ruiselede een moderne suikerfabriek gebouwd die al na minder dan een jaar werking stopte. Uiteindelijk werden de fabriek en de gronden in 1848 verkocht aan de staat die er een jaar later de hervormingsschool van Ruiselede, met landbouwinrichting , oprichtte . Na de mislukking van de suikerfabriek kwam hij met zijn nichtjes en neef rond 1845 voor een paar jaar in de Zonnekemeers C8/1 wonen.
In het begin van de jaren 1850 kreeg Clémence Van Bunnen een patent voor de uitbating van een aardappelzetmeel- en siroopfabriek in de Zonnekemeers C8/1, maar heeft ze de fabriek opgericht of heeft ze een bestaande activiteit overgenomen? Het laatste is het meest waarschijnlijke want in de Almanach du commerce et de l'industrie van 1851 wordt er in Brugge in section C8/7 (verschrijving voor C8/1, want in C8/7 woonde er in die periode een wever en nadien een metser) een "amidonnier et féculiste Vandeputte"(fabrikante van zetmeel en aardappelmeel) vermeld.
(amidon is zetmeel= amylon, fécules zijn de korrels van de zetmeel. Zetmeel wordt onder andere gewonnen uit aardappelen en wordt dan aardappelmeel genoemd.)
Ook in 1854 wordt nog Vandeputte (Sophie?) vermeld als "amidonnier et féculiste" in de "nouveau marais" (de toenmalige naam van de Zonnekemeers). Later werd dit bedrijf niet meer vernoemd.
De oprichting van de aardappelmeelfabriek heeft waarschijnlijk plaats gevonden tussen 1846 en 1848. We kunnen aannemen dat Amelia Vandeputte samen met haar familie de fabriek heeft opgericht , bij haar verhuis naar de Suveestraat wordt immers vermeld dat zij fabricante was. Amelie is geboren in 1824 en dus een vrij jonge bedrijfsleidster. Zij kreeg echter gezondheidsproblemen en stierf al in 1852.
Haar zus Sophie was bij haar verhuis naar C9/36 winkelierster, bij haar verhuis naar de Suveestraat was zij bezondere (d.w.z. zonder specifiek beroep), maar kan vermoedelijk meegewerkt hebben in de aardappelfabriek na de dood van haar zus. Bij een latere verhuis in 1856 werd zij vermeld als fabrikante van chicorei.
In de gemeenteraad van september 1848, dus in dezelfde maand waarin Jan Perneel en de Vandeputtes C8/1 verlaten, werd een aanvraag ingediend door de heer Perneel voor vrijstelling van de verhoging van het octrooi op steenkool voor de stoommachine in de aardappelmeel- en siroopfabriek. Perneel deed de aanvraag in naam van de juffrouwen Schipmans en Van Bunnen . Deze aanwijzingen en timing wijzen erop dat de beide juffrouwen de fabriek overnamen en nog op wat steun van Jan Perneel konden rekenen.
Maar in 1849 wordt Brugge voor de tweede keer geslagen door een ingrijpende cholera-epidemie met 528 doden. De stad neemt heelwat maatregelen onder andere het inspecteren van de "forten", waarvan de eigenaren per politiereglement saneringswerken moeten uitvoeren. (Koen Rotsaert Brugs Ommeland 2017/3)
In die periode komt ook de eigendom van Louis Van Strate in een heel woelige periode terecht. Het eerste signaal vindt men in een annonce in de krant Journal de Bruges van februari 1850 waarin de gedwongen verkoop wordt aangekondigd van de gebouwen
In december 1849 was er een proces-verbaal opgesteld tot verkoop van de eigendommen van Louis Van Strate wegens niet betalen van schulden aan Jacques Eggermont, notaris te Gent.
In februari 1850 werden in de Journal de Bruges drie loten voor gedwongen verkoop aangeboden.
Het eerste lot is een aardappelmeelfabriek. De annonce leert ons dat de aardappelmeelfabriek al in 1849 werkzaam was en dat Louis Van Strate, vermeld als brouwer (ten onrechte?), daar eigenaar van was . Het huis C8/1 werd op dat moment bezet door zus en broer Eugenia en Josephus Schipman en door Clemence Van Bunnen.
Het tweede lot was het huis nr.C8/2 en het derde lot waren de 34 huisjes.
Josephus Schipman en Eugenie Schipman vestigden zich in 1848 in Brugge, eerst in de Katelijnestraat C10/18. Zuster en broer waren toen 20 en 18 jaar oud en kwamen uit Gent. Vader Schipman was schipmakelaar en vermogend. Blijkbaar verhuisden de Schipmans naar de Zonnekemeers C8/1 wanneer ook Clemence Van Bunnen daar toekwam.
Gezien het om een vermogende familie gaat vermoeden we dat de Schipmans
de aardappelmeelfabriek hielpen financieren. Het kan zijn dat de familie Van Bunnen en Schipman elkaar kenden vanuit Gent, want ze woonden niet ver van elkaar. Eugenie en Josephus Schipman verdwenen vrij snel uit het wel en wee van de fabriek want later werd nog alleen Clémence van Bunnen vermeld.
Clémence Van Bunnen werd in 1824 geboren in Gent. Het is niet bekend wanneer Clémence naar Brugge kwam. Het is mogelijk dat zij in 1848 samen met haar vader, haar jongere broer en 2 jongere zussen naar Brugge kwam.
Haar vader Felix Van Bunnen was bakker in Gent in de Yperstraat 25 tot 1839, van 1840 tot 1848 was hij er volgens de "Wegwijzer der stad Gent en provinciale almanach oost-Vlaanderen" chocolademaker. Nadien werd hij in Gent niet meer vermeld en evenmin Clémence, die blijkbaar samenwerkte met haar vader.
In 1850 kreeg Clémence Van Bunnen zoals hierboven vermeld een patent voor een zetmeel en siroopfabriek op het domein C8/1. In het bevolkingsregister werd ze ingeschreven als fabrikante. Felix Van Bunnen overleed in 1852 in Brugge in het huis C8/1. Mogelijks was hij mee komen wonen in 1848 bij zijn dochter Cléménce en baatte hij de bakkerij uit in de C9/36. Volgens de krant La Patrie van 1851 was Clémence Van Bunnen een van de deelneemsters van de "Exposition universelles de Londres" in verband met "fécules de pommes de terre".
Het ziet ernaar uit dat Clémence de aardappelmeelfabriek heeft voortgezet, terwijl Louis vanaf 1851 al in Brussel woonde (zie verder) en terwijl de onteigening van de fabriek dreigde.
In 1854
moet de aardappelfabriek nog actief geweest zijn want in de Journal de Brugeswerd in de fabriek een arbeidsongeval gemeld.
Alle gegevens wijzen erop dat de aardappelmeelfabriek eind 1854- begin 1855 stopte. Zoals boven vermeld, stopte ook de vermelding van het bedrijf Vandeputte in de almanach du commerce.
Dit was zeker geen situatie die het enthousiasme voor een verdere investering bevorderde noch voor de bedrijfleidsters van de fabriek noch voor mogelijke overnemers. Ook financiëel zal het bedrijf geen succes geweest zijn. Het is ook een periode waarin de Brugse economie door een zeer diep dal ging ook met alle gevolgen voor de sociale toestand
In 1855 verhuisden de 4 nog levende broers en zussen Van Bunnen naar de Lievestraat in Gent, ze kwamen toen allen uit Brugge.
Clémence trouwde in 1855 met Charles Vanderhofstadt in Gent. Ze werden beide gemeld zonder bedrijfigheid. Clémence woonde toen in de Lievestraat in Gent. Dit betekende dat Clémence mogelijks de aardappelfabriek eind 1854, begin 1855 verlaten heeft . Vanaf april 1855 werd de fabriek en de gebouwen te huur en te koop aangeboden (zie verder).
Zoals boven vermeld , stopte ook de vermelding van het bedrijf Vandeputte in de Almanach du Commerce.
Het paar ging na hun huwelijk in Brugge wonen in het ouderlijk huis in de Wollestraat C20/34. Charles Vanderhofstadt kwam uit een zeer begoede familie. In 1856 kregen zij een zoon Ferdinand, zij was dan rentenierster.
In de Journal de Bruges van 10 december 1857 werd gemeld dat er 's nachts een brand was uitgebroken in de aardappelmeelfabriek van mijnheer Vanderhofstadt op de Coupure B13/55. De Gazette van Brugge vermeldde nog dat de fabriek pas de vorige zomer werd voltooid. Gelukkig bleek er een goede verzekering te zijn. Daaruit kunnen we besluiten dat Clémence rond 1856-1857 zelf een aardappelmeel fabriek was opgestart op een eigendom van haar man.
Toen in 1858 een tweede zoon Charles werd geboren, woonde het echtpaar in de Coupure B13/55 en was zij rentenierster. Eind 1858 overleed haar man Charles.
In 1859 wordt het bedrijf in een een veilinghuis "sterfgevallen" te koop aangeboden. Blijkbaar is de verkoop niet doorgegaan. De broer van Clémence, Bernard Van Bunnen, kwam uit Gent in 1859 bij haar inwonen in de Coupure. In 1866 volgden haar zussen het voorbeeld van Bernard.
In 1866 vroeg Clémence een vergunning voor een stoommachine voor een zetmeelfabriek en graanmaalderij. Dit betekende dat de zetmeelfabriek op de Coupure B13/55 opnieuw werd ingericht. Het kon moeilijk gaan over de Zonnekemeers omdat de fabriek C8/1 toen al in het bezit was van Jan Deschrijver (zie verder). In 1871 werd alles in de Coupure B13/55 tengevolge van een gedwongen onteigening verkocht . Daarme valt ook het gordijn voor het aardappelmeel gebeuren voor de familie Van Bunnen.
de verkaveling van het perceel C-1033: de renovatie van de bestaande panden en de constructie van 33 werkmanshuisjes.
Ondertussen mogen we niet vergeten dat naast het fabrieksgebeuren ook de werkmanshuisjes, waarvan de bouw rond 1834 gestart was, een evolutie kenden.
Blijkbaar waren sinds 1835 geen noemenswaardige kadastrale veranderingen, anders had het Kadaster de kadastrale legger van Loiuis Verstraete wel aangepast.
Ter gelegenheid van de oprichting van de aardappelmeelfabriek en de patentaanvraag door Clémence in 1850 werd ook de kadastrale legger van Louis Van Strate aangepast. Het Kadaster ontdekte dat er met de kadastrale inkomensbelasting geld te verdienen was.
De toestand van het beluik (het latere Wevershof) zoals het was gegroeid tot 1850 werd nu in detail geregistreerd.
In eerste instantie werd de perceelgrens tussen C-1032 en C-1033 gewijzigd: C-1032 werd gedefinieerd als" huis" en C-1033 vooralsnog als "branderij, plaats en hof".
In tweede instantie werd het perceel C-1033 ingedeeld volgens de nieuwe verkaveling gaande van C-1033a tem C-1033m2 als volgt:
C-1032a: huis Zonnekemeers op de hoek (C8/1)
C-1033a: de fabriek (de branderij, die in 1850 als de aardappelmeel- en siroopfabriek werd geregistreerd)
C-1033b: de huizen langs de Zonnekemeers (C8/2 enC8/3)
C-1033c tem C-1033z, C-1033a2 tem C-1033l2 (de letter j wordt telkens overgeslagen): de werkmanshuisjes.
C-1033m2: het hof (de koer): Het Wevershof werd toen gevormd maar nog niet zo genoemd. In totaal
waren er dus toen 33 werkmanshuisjes.
Hieronder het kadasterplan uit 1854 van Popp, dat deze verdeling weergeeft.
We zien nu een grote verandering in vergelijking met het plan van 1835.
Hieronder nog eens het linker deel in detail en gedraaid (het noorden is naar rechts, de Zonnekemeers bevindt zich ook rechts). Het laat toe de nummering beter te volgen. |
|
De huisjes langs de Zonnekemeers (links op het kaartje hierboven) behielden hun bestaand kadasternr voorzien van een index a. Ze behoorden niet tot het eigenlijk beluik. Er was wel een kleine doorgang gemaakt naast het huisje C-1031a bis dat toegang gaf tot het het eigenlijk beluik, zoals dat ook met andere beluiken het geval was. Een reeks van 8 huisjes werd gebouwd onmiddellijk achter de huisjes van de Zonnekemeers, een reeks van 7 werd gebouwd op de scheidingslijn met de fabriek op het grondgebied van de fabriek in de voormalige ateliers en met een doorgang naar de fabriek, een reeks van 10 aan de zuidkant van het Wevershof langs de buitengracht van het Begijnhof en een reeks van 8 ook grenzend aan de buitengracht maar op het grondgebied van de fabriek in voormalige ateliers. . |
Louis Vanstrate verhuisde naar Brussel in 1851 en wat gebeurde er dan met zijn eigendommen?
De financiële problemen bleven Louis Van Strate achtervolgen. We vermeldden al het proces verbaal in 1849 en de annonce in 1850. Hieronder de annonce uit de Journal de Bruges van 1851 voor weer een inbeslagname op vraag van de schuldeiser notaris Eggermont uit Gent. Het is de moeite waard ze helemaal te lezen omdat het een uitgebreide beschrijving bevat van de 3 loten C8/1,2 en 3.
We stellen vast dat Louis en zijn familie dan woonde in Brussel in de Korte Beenhouwersstraat en daar beenhouwer en leverancier van vlees was. Een hele aanpassing!
In 1852 was er een verdeling van de nalatenschap van Willem Van Strate en Anne Bouvy. Anne Bouvy was zoals boven vermeld in 1852 gestorven. Louis was bij die verdeling aanwezig en stond ingeschreven als woonachtig in Brussel. C8/1,2 en 3 behoorden niet meer tot het nalatenschap Willem en Anne Bouvy dat in 1852 werd verdeeld aangezien Louis door de overname van de stokerij al eigenaar geworden was voor of bij de dood van zijn vader Willem in 1832. Zijn deel in de nalatenschap was een vierde van de geschatte nettowaarde van de nalatenschap. Dit deel was 18.664 Francs: onvoldoende om de schulden aan zijn moeder ten belope van 18000 F en een bijkomende schuld ondertussen van 6.660 Francs te compenseren. Hij bleef aan de gemeenschap van zijn broers en zus een schuld behouden van een 6000 Francs. Dus Louis zat eens te meer in moeilijke financiële papieren.
De in beslagname van de aardappelmeelfabriek in 1850 kon om allerlei reden uitgesteld worden, maar achtereenvolgende dreigingen van inbeslagnames bleven hem achtervolgen. De verkopen werden telkens afgeblazen, onder andere omdat de stadsarchivaris Pierre Bossaer eigenaar was van de stoommachine en hij wilde de stoommachine en toebehoorten buiten de in beslagname houden. Er kwamen in totaal wel een 10-tal annonces voor de gedwongen verkoop van de fabriek en het beluik. Blijkbaar was er geen interesse. Op 23 december 1852 komt daar een einde aan. Werd er alsnog een vergelijk gevonden? Zijn de families Vandeputte, Van Bunnen en Schipman mogelijks tussengekomen om de continuiteit van de fabriek te verzekeren?
Wanneer de aardappelmeelfabriek gestopt werd eind 1854 wegens het huwelijk van Cléménce Van Bunnen met Vander Hofstadt stopte waarschijnlijk ook het vertrouwen van de investeerders.
Hierbij moet ook vermeld worden dat Brugge en meer speciaal de Meersenbuurt in 1854 voor de derde maal getroffen wordt door een cholera-epidemie met 350-tal overlijdens.
Ditmaal treedt de stad op advies van de Gezondsheidcommissie drastischer op en verklaart o.a. 2 beluiken
onbewoonbaar: het beluik in de Zonnekemeers en in de Oostmeers.
In 1855 zijn blijkbaar de nodige saneringen door de eigenaars uitgevoerd, want er worden geen huizen in Brugge meer onbewoonbaar verklaard. (Koen Rotsaert Brugsommeland 2017/3)
Vanaf begin 1855 startten dan ook opnieuw de niet aflatende annonces om de fabriek onderhands te verkopen of te verhuren. Bijna elke maand tot eind 1858 wordt de fabriek aangeboden, behalve in 1856 (het jaar waarin de familie Louis Van Strate emigreert naar Argentinië, zie verder). Niettegenstaande zeer lage inzetten is er blijkbaar geen interesse (1000 Francs voor C8/1 het huis en fabriek, 100 Francs voor C8/2 en 1000 Francs voor C8/3 het ganse beluik). Het is pas in 1859 dat het domein verkocht geraakt aan Jan Deschrijver.
We kunnen alleen maar vaststellen dat Louis zich bij zijn investeringen in de stokerij en de aardappelmeelfabriek en in het bouwen van het Wevershof en het renoveren van de huisjes langs de Zonnekemeers schromelijk verkeken heeft. De economische context zat toen ook niet mee. De kosten van de fabriek en het onderhoud van de 34 huisjes zullen niet opgewogen hebben tegenover de winstmarge op de omzet van de zetmeel en de rente opbrengst van de huisjes. We kunnen ons afvragen of Louis sinds 1851 al onder curatele stond. Want Louis schijnt zich niet meer te bekommeren om de fabriek en de huisjes en toch moest er iemand zijn die het reilen en zeilen van het Wevershof en de fabriek moest opvolgen ook na het stopzetten van de activiteiten en bij de afwezigheid van Louis als eigenaar.
Ondertussen heeft de familie Louis Van Strate in 1856 Brussel verlaten en was verhuisd naar Argentinië om daar een nieuw leven te beginnen en blijkbaar zonder communicatie met zijn familie in Brugge. Bij de verdeling van de nalatenschappen van zijn broer Willem in 1861 en van zijn andere broer Edmond in 1874 werd hij niet betrokken noch bij de verkoop van zijn eigendommen in 1859.
Tenlotte dient te worden vermeld dat Louis Van Strate eind 1878 terug opduikt in Brugge. Hij is dan 73 jaar en onderneemt gans alleen de lange en zware reis
.
Volgens een familieverhaal zou hij in Argentinië gehoord hebben dat “de brouwerij verkocht was en wou hij verhinderen dat het geld bij de religieuzen terecht kwam”. Dit betekent waarschijnlijk dat hij ook gehoord had van het overlijden van zijn broer priester Edmondus en dat hij wou verhinderen dat diens erfenis, en dus het aandeel van Louis in de verkoop van de brouwerij, naar de kerk zou gaan. Het is onwaarschijnlijk dat Louis nog iets heeft kunnen recupereren want zijn schulden waren te groot. Hij vestigde zich in de Naaldenstraat en overleed er ver weg van zijn familie op 13 juni 1880 in het Sint-Janshospitaal, recht tegenover zijn geboortehuis in de Zonnekemeers.
5. Jan Deschrijver, de nieuwe eigenaar van het Wevershof en de fabriek
(1859-1870)
Jan Deschrijver, koopman in kolen, koopt het ganse domein in 1859. Het domein werd dan beschreven als volgt:
C-1032a: het huis, C-1033a: aardappelmeel- en bloemfabriek met plaats,
C-1033m2: plaats (de grote koer)
C-1033b, C-1033c, C-1033b2: alle met huis en met een plaats, de rest: C-1033b3 tem C-1033l2 met alleen een huis
Jan Deschrijver is een kolenhandelaar en grootgrondbezitter. Ziin naam is o.a. verbonden aan een geinventariseerd gebied :" Het Schrijversveld" in Torhout tussen de Zeeweg en het gehucht "Berg-op-Zoom". ("Berg-op-Zoom" was zoals "Heidelberg" een van de stopplaatsen voor de paardenwissel op de steenweg van Brugge naar Menen) Rond 1850 wordt door Popp nog een privé veldweg vernoemd met dezelfde naam. Het Schrijversveld was toen 91 ha groot.
Jan Deschrijvers dochter Nathalie (°1848- +1920), was getrouwd met Camille de Menten de Horne, telg van een beroemde adellijke familie die vooral in de ruiterij bedrijvig was. Afstammelingen speelden ook een belangrijke rol in de beide wereldoorlogen.
Jan Deschrijver en zijn zusters
woonden rond 1835 in "Speeghelreie" (de straten aan beide kanten van de Reie werden toen "Speeghelreie" genoemd). De eigendom behelsde de kadastrale nr A-743,744 en 745 en Oostenrijkse huisnr A3-74. Ook de familie de Menten-Deschrijver deelden er een woning. Erfgenamen bleven er wonen.
In de periode 1921-22 werd de eigendom verkocht.
In 1861 werd een bouwvergunning verleend aan Wwe Demuynck uit de Oude Gentweg voor het vervangen van een vervallen dakkapel van het huisje C8 nr5 (C- 1030). Dit is ook een aanduiding dat de 7 huisjes aan de kant Zonnekemeers l geen deel uit maakten van de verkoop in 1859 en dus niet behoorden tot de eigendom van Jan Deschrijver |
Op de kaart van Popp uit 1865 hierboven, met het noorden naar onder, zijn er niet veel veranderingen in vergelijking met de kaart uit 1854. Jammer is de kaart niet heel duidelijk. Het belang van deze kaart is dat de Oostenrijkse straatnummering is aangeduid. Dit laat ons toe een lijst op te maken van het kadasternr met het corresponderende Oostenrijksehuisnr. Op de kaart bemerken we de nummers langs de straat rue Neuve du Marais (Zonnekemeers)(onder op het kaartje). C-1026 =C8/10; C-1027= C8/9; C-1028= C8/8; C-1029=C8/7; C-1030= C8/6; C-1031=C8/5, C-1031bis=C8/4 ; verder heeft Popp hier niet genummerd. We kunnen uit de bouwvergunning uit 1843, hierboven vermeld, wel afleiden dat C-1033 kant Zonnekemeers opgedeeld is in 3 huisjes en een doorgang tussen de huisjes met huisnrs C8/3 en C8/2, terwijl C-1032= C8/1. Alle huisjes van het Wevershof krijgen het huisnr (C8/ 3 met een volgcijfer.(onleesbaar op het kadasterplan) In 1866 besliste de stad de Oostenrijkse nummering te verlaten en schakelde over naar de nummering per straat zoals we die nu kennen met even nrs aan de ene kant en oneven nrs aan de andere kant. |
De kadastrale legger van Jan Deschrijver registreerde in 1864 dat de aardappelmeelfabriek omgebouwd was tot een magazijn. Waren er tussen 1854 en 1864 nog activiteiten en bewoning in de fabriek?
Nog in 1864 werden in het perceel C-1033b 2 huisjes gebouwd (in het verlengde van de huisjes C-1033q,r en t en afgesplitst als C-1033n2 en C-1033o2.
We stellen vast dat de eigenaars van de fabriek en de uitbaters ervan sinds 1854 niet meer woonden in de Zonnekemeers C8/1 op hun eigendom of bedrijf. Het huis C8/2 werd de ganse periode van 1846 tot 1866 verpacht volgens de bevolkingsregisters van die periode meestal werkmannen en wevers. Het huis C8/3 werd tenslotte meegerekend met het Wevershof. De patentregisters vermelden op het adres C8/2, in 1865 Wilderickx Joseph als winkelier en bierverkoper.
In 1866 wordt het domein C8/1,2 en 3 opnieuw te koop aangeboden door Jan De Schrijver:
Merk op dat de "aardappelbloemfabryk van d'heer Vanderhofstadt-Van Runnes" natuurlijk Vanderhofstadt -Van Bunnen moet zijn. Die aardappelfabriek was duidelijk niet meer actief wat hij werd niet vermeld in de opsomming onder "hebbende....
Bovendien was Charles Vanderhofstadt al sinds 1858 overleden.
We hebben het raden naar waarom het domein te koop werd aangeboden. De verkoopaanbieding was niet verplicht.
Blijkbaar was de verkoop niet doorgegaan, want Jan De Schrijver bleef eigenaar.
In 1866 wordt Brugge andermaal door een ongemeen besmettelijke cholera epidemie getroffen. Blijkbaar hadden de vroegere politieverordeningen en de opgelegde sanering niet het vehoopte resultaat en worden er meer doortastende maatregelen geëist.
Wellicht is dat de reden voor de intrekking van de verkoop en voor een complete renovatie van het beluik in de Zonnekemeers.
Volgens de kadastrale legger werd het Wevershof tegen 1870 volledig verbouwd.
Voor de beschrijving van die verbouwing zie verder bij de beschrijving van het kadastrale plan van 1889.
Er is echter tot nog toe geen bouwvergunning voor die wijzigingen te vinden, maar aangezien de verbouwingen in 1870 nog aangeduid staan op de kadastrale legger van Jan Deschrijver veronderstellen we dat hij de bouwheer is. Jan Deschrijver overleed in 1869. Het zullen wel de erfgenamen zijn die de verbouwingen van het Wevershof afwerkten en de verkoop ervan regelden.
In 1870 besliste de stad om het beluik het " Wevershof" te noemen, waarschijnlijk ter gelegenheid van een verbouwing in het Wevershof. De naam werd al veel vroeger in de volksmond gebruikt, waarschijnlijk omdat er veel wevers woonden. Wevers behoorden tot het armste deel der bevolking. De stad besliste eveneens voor een afzonderlijke huisnummering van het Wevershof.
4. Vincent Antoon Steyaert: eigenaar (1870- 1924),
In 1870 werd het ganse domein verkocht aan Vincent Antoon Steyaert.
Vincent Steyaert (° Brugge 1831) woonde oorspronkelijk in Brugge in de rue Hydromel (thans de Meestraat, het Franse woord voor mede is hydromel). Hij was getrouwd met Caroline De Bal. Zijn beroep werd aangeduid als "négociant" , ook als "marchand de charbon" te Brugge . De eigendom staat in de kadastrale legger aangeduid als van Vincent Antoon Steyaert en kinderen. De familie Steyaert verhuisde in 1879 naar Gent. Sinds 1879 staat Vincent aangeduid als rentenier te Gent. In 1885 verkochten ze het pand in de Meestraat. Er werd ook vermeld dat er een verdeling plaats vond in 1897.
Rond 1872 werd het pand C-1032b (C8/1) verpacht aan Charles Strubbe uit de Katelijnestraat C64.
In 1872 vroeg Charles een milieuvergunning voor een fabriek van oliën en vetten.
Hij voegde er ook een kaartje bij dat aanduidt (rood ingekleurd) waar de fabriek zal komen. Dat kaartje laat ons de toestand zien van het Wevershof in 1872 (zie kopie van de aanvraag en van het plannetje bij de aanvraag hieronder).
|
Hiernaast het antwoord van de stad op de milieu aanvraag "de commodo et incommodo" van Charles Strubbe in 1872 |
In de kadastrale legger van Vincent Steyaert stond het pand C-1032b In 1873 geregistreerd als een smeerselfabrijc (sic), gebouwen en plaatse.
We komen Vincent Steyaert ook tegen in het patentregister van 1875 voor de aanvraag van een magazijn voor guano.
Van Charles Strubbe vinden we weinig informatie. Op het adres Katelijnstraat 64 (oostenrijksnr C10/14) treffen we in de bevolkingsregister geen Charles Strubbe aan . Wel vonden we een advertentie in de kranten van1871, dus voor de oprichting van de smeerselfabriek in de Zonnekemeers:
In 1871 had hij blijkbaar een fabriek aan buiten Boeveriepoort . Na 1871 vinden we geen advertenties meer van Charles Strubbe.
Het Wevershof is een afgezonderde entiteit geworden. De huisjes werden door Vincent Steyaert apart van de fabriek verhuurd. Het totaal aantal huisjes is nu 28.
Hieronder de kadasterkaart uit 1889, die de veranderingen en verbouwingen in 1870, rudimentair weergegeven in het kaartje van Charles Strubbe in 1872, bevestigt.
Er tekenen zich nu duidelijk weer 3 delen af : Het Wevershof (C-1033), het fabrieksterrein (C-1032b) en de reeks van de zeven werkmanshuisjes aan de kant van de Zonnekemeers die toebehoorden aan diverse eigenaars. |
|
Voor het Wevershof stellen we de volgende wijzigingen vast:
- de huisjes op de fabrieksgrond achteraan werden gesloopt en vormen samen met C-1032a, C-1033a en het restant C-1033b het nieuwe perceel: het fabrieksterrein C-1032b.
- de buitengracht van het Begijnhof werd ingekokerd: de bewoners hadden allang geklaagd over de ratten, de stank en de verontreiniging van die gracht aan de achterkant van de huisjes. Op die vrijgekomen gronden kregen de huisjes daar ook een tuintje erbij en er werden ook toiletten gebouwd. De binnengracht van het Begijnhof vloeit via de ingekokerde buitengracht in de Reie.
- op de vrijgekomen gronden in de zuidelijkste hoek van het Wevershof aan de grens met de fabriek werden nieuw huisjes gebouwd waarbij die typische tuit aan de zuidkant van het Wevershof ontstaat.
- ook op het fabrieksterrein werd de gracht overwelfd vanwaar ze in de Reie loopt.
- de doorgang vanuit de Zonnekemeers naar het Wevershof werd verbreed door het slopen van een huisje (C-1031bis) aan de Zonnekemeers. Merk op dat dit niet de huidige doorgang is.
- de huizenrij aan de oostkant van het Wevershof werd een doorlopende rij. De doorgang naar het fabrieksterrein werd volgebouwd.
De verbouwing van het Wevershof bracht een verandering teweeg van de kadastrale nummering. Om de verandering te kunnen volgen hebben we hieronder de kaart vergroot en gedraaid en verdeeld in een noordelijk deel en een zuidelijk deel. Om het vervolg van de evolutie van het Wevershof via de documenten te kunnen volgen is het van belang die nummering te kennen.
Links van het bovenstaand kaartje bevindt zich de Zonnekemeers. Voorbij de toegang hebben we nu langs de Zonnekemeers 2 huisjes C-1033v3 en C-1033u3 De huisjes (nu 6 vroeger 8) achter de 6 huisjes van de Zonnekemeers dragen nu de nrs C-1033 y2, C-1033z2, C-1033a3 tem C-1033d3. Bemerk dat die huisjes nu elk een toilet hebben. De huisjes aan de andere kant van de toegang , links van de verticale lijn, hebben de nrs : C-1033x2, C-1033w2, C-1033v2.
|
De huisjes aan de oostkant van de toegang, rechts van de verticale lijn hebben de nrs C-1033q2 (gebouwd in de doorgang naar het fabrieksterrein) De huisjes rechts langs de Begijnhofgracht, herbouwd op de vrijgekomen grond, hebben nu de nrs: C-1033c3 tem C-1033r3. De koer op de vrijgekomen grond achter de huisjes bevat 2 toilethuisjes: C-1033q3 |
Het domein begon te evolueren naar de toestand zoals we die kennen ten tijde van de firma meubelen Claeys. Vincent Steyaert verkocht in 1907 het fabriekscomplex aan de Gebroeders Claeys in 1907.
Vincent Steyaert en kinderen bleven wel eigenaars van het Wevershof terwijl de 7 renthuisjes langs de Zonnekemeers in handen waren van verschillende eigenaars.
Die beide delen zullen door het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen van Brugge, het latere COO en het OCMW opgekocht en gerestaureerd worden.
zie daarvoor webpagina "Wevershof, bouwgeschiedenis vanaf 1900" of klik hier